italiano deutsch english nederland norge portugues francais

Oliverio Girondo > Prosa y Poesía con traducción al holandés

CANSANCIO - “Persuasión de los días” 1942

Cansado
¡Sí!
Cansado
de usar un solo bazo,
dos labios,
veinte dedos,
no sé cuántas palabras,
no sé cuántos recuerdos,
grisáceos,
fragmentarios.

Cansado,
muy cansado
de este frío esqueleto,
tan púdico,
tan casto,
que cuando se desnude
no sabré si es el mismo
que usé mientras vivía.

Cansado.
¡Sí!
Cansado
por carecer de antenas,
de un ojo en cada omóplato
y de una cola auténtica,
alegre,
desatada,
y no este rabo hipócrita,
degenerado,
enano.

Cansado,
sobre todo,
de estar siempre conmigo,
de hallarme cada día,
cuando termina el sueño,
allí, donde me encuentre,
con las mismas narices
y con las mismas piernas;
como si no deseara
esperar la rompiente con un cutis de playa,
ofrecer, al rocío, dos senos de magnolia,
acariciar la tierra con un vientre de oruga,
y vivir, unos meses, adentro de una piedra.

 

Vermoeidheid

Moe.
Ja!
Moe
van het gebruiken van één enkele milt,
twee lippen,
tien vingers, tien tenen,
ik weet niet hoeveel woorden,
ik weet niet hoeveel herinneringen,
grijzig,
fragmentarisch.

Moe,
heel moe
van dit koude geraamte,
zo kuis,
zo ingetogen,
dat wanneer het zich uit zal kleden
het mogelijk niet hetzelfde is
als ik gebruikte toen ik leefde.

Moe.
Ja!
Moe
omdat ik geen voelhoorns heb,
geen oog op ieder schouderblad
en geen echte,
vrolijke,
onbezonnen staart,
in plaats van deze hypocriete,
ontaarde,
dwergachtige stomp.

Moe,
vooral,
altijd met mezelf te zijn,
mij iedere dag wanneer de slaap ophoudt,
waar ik me ook bevind,
weer aan te treffen
met dezelfde neusgaten
en met dezelfde benen;
alsof ik niet de golfslag
zou willen afwachten met een huid van strand,
de dauw twee magnoliaborsten zou willen bieden,
de aarde zou willen strelen met een rupsenbuik,
en enkele maanden zou willen wonen binnen een steen.

 

COMUNIÓN PLENARIA - “Persuasión de los días”  1942

Los nervios se me adhieren
al barro, a las paredes,
abrazan los ramajes,
penetran en la tierra,
se esparcen por el aire,
hasta alcanzar el cielo.

El mármol, los caballos
tienen mis propias venas.
Cualquier dolor lastima
mi carne, mi esqueleto.
¡Las veces que me he muerto
al ver matar un toro!...

Si diviso una nube
debo emprender el vuelo.
Si una mujer se acuesta
yo me acuesto con ella.
Cuántas veces me he dicho:
¿Seré yo esa piedra?

Nunca sigo un cadáver
sin quedarme a su lado.
Cuando ponen un huevo,
yo también cacareo.
Basta que alguien me piense
para ser un recuerdo.

 

Plenaire gemeenschap

Mijn zenuwen omklemmen
de modderbrij, de muren,
omarmen alle takken,
dringen de aarde binnen,
waaieren door de lucht
tot aan de hemelboog.

Het marmer en de paarden
hebben mijn eigen aders.
Iedere pijnscheut deert
mijn vlees, mijn botgestel.
De keren dat ik stierf
als ik een stier zag doden!...

Als ik een wolk bespeur
moet ik het luchtruim in.
Gaat er een vrouw naar bed,
ik leg mij met haar neer.
Zo vaak heb ik mezelf gezegd:
Zou ik die steen niet zijn?

Nooit volg ik enig lijk
of ik lig er languit naast.
Wordt er een ei gelegd,
ik kakel lustig mee.
Er denkt iemand aan mij
En ik ben herinnering.

Norah Lange

Norah Lange